Op de foto
Als muzikant moet je af en toe – in het kader van de broodnodige promotie, en om aan de buitenwereld te tonen dat je wel degelijk BESTAAT – op de foto. Ik ken, op wat ijdeltuiten na, weinig collega’s die dat graag doen. Het hoort erbij, maar dat is het dan ook wel. Met Kayak hebben we in dat kader een heleboel bekende en onbekende fotografen ‘versleten’. Govert de Roos, Claude van Heye en Ronnie Hertz zijn zo een paar bekende namen die me nu te binnen schieten. Vooral aan deze laatste bewaar ik onuitwisbare herinneringen.
Het was 1976, en in die tijd kon het nog gebeuren dat de platenmaatschappij het totaal geen bezwaar vond als de hele groep afreisde naar verre oorden als het eiland Madeira, om daar leuk wat plaatjes te schieten. Een dergelijke onderneming zou nu voor ons absoluut ondenkbaar zijn. Vijf man Kayak, de manager, twee roadies, en de ploeg van Ronnie Hertz, ik meen zo'n drie man sterk – fotograaf, assistente van de fotograaf, en een assistent van de assistente – een goed hotel, prima eten, kortom, het mocht wat kosten. Helaas, om in Madeira te komen, moet je, als je tenminste weer binnen een week thuis wilt zijn, nu eenmaal het vliegtuig nemen. Ik vloog in die jaren nog wel, maar dan alleen met de grootste tegenzin, dus ik stond persoonlijk niet te trappelen voor deze hele trip. Maar goed, we gingen, en ik vloog mee.
Onze Ronnie had een aantal bijzondere fotografische ideetjes, en bleek niet te aarzelen om de groep zonder enig mededogen als lijdend voorwerp te gebruiken om die te verwezenlijken, kennelijk de mening toegedaan dat een foto pas interessant kon zijn als het de arme geportretteerden niet al te gemakkelijk gemaakt werd. En het moet gezegd, in dat laatste is hij zeker volledig geslaagd. En er zijn ook wel een paar bijzondere foto’s uitgekomen, maar tijdens de ‘sessies’ zelf vroegen wij ons toch vaak af wat we hier als eenvoudige muzikanten in ’s hemelsnaam deden en hoe ze ons zover hadden gekregen.
Zo had Ronnie, om ‘warm te draaien’, zoals hij dat uitdrukte, een dagje zwembad gepland. Het leek hem wel aardig wanneer wij als groep allemaal tegelijk in het water zouden duiken, en dat hij dat dan, uiteraard warm en droog gezeten achter een glazen wand onder de waterspiegel, zou fotograferen. Waren we daarvoor naar Madeira gevlogen? Duiken heb ik nooit gekund, dus dat was om te beginnen al een ongelijke strijd. Het ergste was echter dat de temperatuur van zowel buitenlucht als water amper boven het vriespunt uit leek te komen, dus dat ‘warm draaien’ moesten we niet te letterlijk nemen. Zwemmen was bij mij überhaupt altijd alleen maar een optie als het boven water niet uit te houden was van de hitte. Madeira mocht dan wel ten zuiden van Spanje en in de buurt van Afrika liggen, het bleek er in maart toch onaangenaam koud te kunnen zijn.
Na drie keer plons begon ik dan ook, 23 jaar jong en nog niet voorzien van een enigszins beschermende vetlaag, verontrustende onderkoelingsverschijnselen te vertonen, en werd de kans groot, dat Kayak de volgende dag zonder toetsenist zou zitten. Anderen zouden uit compassie zijn gestopt, maar zo niet Ronnie Hertz: ik kreeg weliswaar een goedbedoelde grog naar binnen gegoten, maar om de foto te redden werd er besloten dat mijn plaats zou worden ingenomen door mijn broer Peter, die mee was als ‘roadie’, omdat wij voldoende fysieke gelijkenis vertoonden om hem onder water voor mij te kunnen laten doorgaan. Achteraf gezien had heel Kayak probleemloos vervangen kunnen worden door BZN of desnoods het kabinet Den Uyl, want de herkenbaarheid van de bandleden bleek onder die omstandigheden minimaal. Maar erger: als Ronnie dit ‘warm draaien’ noemde, begon ik een wat ongemakkelijk voorgevoel te krijgen over wat hij de rest van deze week nog voor ons in petto zou hebben.
De tweede dag had hij een open legerjeep gehuurd, waarmee we de bergen introkken, om onder nog mensonterender omstandigheden op een hoogvlakte dwars door de modder richting fotograaf te scheuren. Ronnie ontzag zichzelf daarbij ook niet, dat moet gezegd, want als chauffeur/bassist Bert Veldkamp niet telkens vlak voor het moment suprême zijn stuur net nog 180 graden draaide, zou het zeker een hele andere foto zijn geworden dan in zijn bedoeling lag, als Ronnie al de gelegenheid had gehad om te knippen. We moesten de neiging om toch maar eens een keertje rechtdoor te slippen om snel van deze beproeving en deze fotograaf af te zijn dan ook menigmaal onderdrukken. Het weer was bar en boos, het regende pijpenstelen en er stond een snoeiharde, ijskoude wind. Kortom, ideale omstandigheden om Kayak eens fijn op de foto te zetten. Na een uurtje heen en weer racen, blubberen en glijden mochten we weer proberen ons om te kleden, met bevroren vingers en doorweekte voeten. Maar Ronnie had zijn foto.
Op de terugweg naar de bewoonde wereld beneden zag onze manager Frits ineens de mogelijkheid voor een uniek plaatje. We waren zojuist een lokaal soort veldwachter tegengekomen, die werd geposteerd voor de jeep, en wij zouden dan halfnaakt, met de edele delen net aan het gezichtsveld onttrokken, in en rond het voertuig moeten gaan staan. Alleen bij nadere bestudering van het linkerachterlicht op de foto valt achteraf te betwijfelen, of dat auto-onderdeel eigenlijk niet aan Pim toebehoort. Hoe dan ook, behalve een onzinnig idee – dat werkelijk alleen uit de koker van onze manager kon komen – streng verboden natuurlijk, daar in Madeira. De verbouwereerde Bromsnor had echter de dag van zijn leven en deed vrolijk mee. Dit verhaal zal in familiekring dan ook vast nog lang naverteld worden, maar als ’s mans meerderen deze foto ooit onder ogen hebben gekregen, is hij ongetwijfeld op staande voet ontslagen. Frits vond het allemaal prachtig, maar ik absoluut niet. Waarom de rest van de groep er toch in meeging, heb ik nooit gesnapt. Ik nam maar plaats op de bijrijdersstoel en ben dan ook alleen met mijn hoofd in beeld. Waar sloeg dit op? Het ging toch om de muziek? Ai, dat had ik nou toch echt verkeerd begrepen.
Halverwege de week gingen we gezellig met de band in een speedbootje de volle zee op. Ronnie fotografeerde ons vanuit een andere, veel grotere boot, terwijl wij – niemand van ons had ooit met zo’n ding gevaren – veel te hard over de tamelijk woeste golven vlogen. Letterlijk, want we kwamen regelmatig ‘los’ van het water om daar vervolgens weer met een flinke klap op neer te komen. Bert Veldkamp, een aardige kerel maar wel iemand bij wie we zelfs niet eens altijd zonder bedenkingen in de AUTO stapten, zat merkwaadig genoeg ook bij deze risicovolle exercitie weer achter het stuurwiel. Later begrepen we dat er in die buurt tamelijk veel haaien rondzwommen. Dat was ons even niet verteld. En, ongelooflijk maar waar, er waren niet eens zwemvesten mee. Wilde iemand misschien van ons af? Was dat de bedoeling?
Na een paar minder opwindende uitstapjes vertrokken we de laatste dag naar een ander eiland. Ronnie had namelijk pertinent een zandstrand nodig, en dat was op Madeira helaas niet te vinden. Het begon dus al goed: er moest weer eens gevlogen worden, zoals bekend niet mijn grootste liefhebberij. Onze kiekjesman had verder bedacht, dat er voor deze foto een vliegtuigje vlak over het strand zou scheren, en dat wij dan in groepsverband voor dat toestel uit zouden rennen, alsof we probeerden te ontkomen aan een of andere krankzinnige piloot. Wel, dat ALSOF konden we wel weglaten: het bleek niets minder dan een strijd op leven en dood. De man in de
cockpit had er duidelijk zin in, en durfde steeds lager en lager te vliegen, dit tot groot plezier van Ronnie, die zijn foto’s bij elke duikvlucht levensechter zag worden. De angstige schittering in onze ogen was dan ook niet gespeeld, want ik denk dat er tussen onze kruinen en het overrazende vliegtuigje soms maar een paar meter verschil zat. Ja mensen, je moet er wat voor over hebben als je muziek wilt maken!
Toen we de volgende dag weer terugkeerden naar het veilige Nederland, begreep ik meteen goed wat spierpijn was. Door de eindeloze hardloopsessie op het strand de dag daarvoor bereikten de meesten van ons slechts strompelend hun vliegtuigstoel. Het was de eerste (en laatste) keer dat ik blij was dat ik in een vliegtuig mocht gaan zitten. Overigens, de terugvlucht was ook niet geheel en al zonder problemen. Omdat de startbaan van Madeira nogal kort is, mag het vertrekkende toestel er niet te zwaar beladen zijn: anders kukelt het gevaarte na de start namelijk rechtstreeks in zee, die precies begint waar de startbaan ophoudt, maar dan ongeveer honderd meter lager. Fijne informatie, zeker als je toch al met trillende knietjes instapt. Om het gewicht zo laag mogelijk te houden, werd er dan ook niet met een volle tank gevlogen: er zou dus een uurtje later worden bijgevuld in Zuid-Spanje, op het vliegveld van Malaga om precies te zijn. Het lukte de piloot tot mijn grote opluchting weliswaar om zonder neer te storten Funchal Airport te verlaten, maar ik voelde me tijdens die vlucht zo ellendig, dat ik er, als het kon, graag even uit wilde tijdens die verwachte tussenstop.
Onze manager kreeg het op de een of andere manier voor elkaar om de bemanning de deur te laten openen en ons tweetjes als enige passagiers naar buiten te laten zodat ik een luchtje kon scheppen. Korte tijd later stonden wij dus samen beneden bij het toestel te wachten, terwijl er twintig meter verderop getankt werd. Frits nam de gelegenheid meteen te baat om – gedachteloos? – snel een sigaretje op te steken. Hij had echter nog geen drie trekjes genomen toen de gezagvoerder met zwaaiende armen op ons af kwam benen: uit, die sigaret!!! Waren we niet goed snik?? Hier werd getankt!! Kerosine!!! inderdaad, de hele boel had zo in de hens kunnen vliegen. En daar had Ronnie ZEKER geen foto van kunnen maken.
Gelukkig verlopen niet alle fotosessies zo. De meeste doe je en vergeet je weer, en blijven hooguit een hinderlijke maar noodzakelijke onderbreking van de dag. Maar mijn hobby zal het nooit worden.
Ton